Gisteren ontvingen wij het bericht van ons bestuur, dat ze dit keer onze deelname aan de nationale staking voor fundamentele structurele verbetering van het onderwijs in Nederland niet ondersteunen. Ik ben daar kwaad over en schreef hen een brief. Die gaat intussen rond, begrijp ik. Het is tijd hem meer rond te laten gaan.
We zijn in Nederland – nee niet alleen onderwijzers, middelbare school docenten, werknemers aan Hoge Scholen en Universiteiten – nee, iedereen, de afgelopen decennia door opeenvolgend kabinetten slecht behandeld op opleidingsgebied. Daar heeft iedereen last van. Dat niet alles naar de rasmodee is gegaan heeft vooral te maken met de instelling van veel mensen in dat onderwijs. Die zetten hun schouders eronder als weer een bezuiniging voorbij kwam, als weer een achter een bureau bedacht en goed geframed idee door de kamer was gejast.
Maar de laatste tijd wordt ook in het onderwijs de maatschappelijke prijs duidelijk van verwaarlozing van publieke zaken. De voorbeelden noem ik niet meer, die zijn nu wel bekend. Naar is dat er bijna maandelijks voorbeelden bij komen.
Dus de stakingen, de nationale onderwijsstakingen gaan over het onderwijs totaal. Niet over loon alleen en al helemaal niet over PO alleen. De framing die je nu in – godbetert – zelfs de VO raad hoort, is dat het middelbaar onderwijs er al geld heeft bij gekregen en dat het dus niet opportuun is dat zij mee staken.
Jawel. En daarom deze brief. Kom tot jezelf, BOOR, VO-raad, maar vooral politiek. We staken niet alleen om terecht gevraagde rechttrekking van loon tussen PO en VO. Het gaat mis met het onderwijs in bv NL. Kom tot jezelf, pleur die frames in de kast, sta op vanachter je vergadertafel en STA ACHTER JE MENSEN.
Afgelopen week had ik het voorrecht een studiereis in Brussel te kunnen meemaken, georganiseerd door het ministerie van onderwijs van de stad Brussel. Het is een soort uitwisseling: tegelijkertijd bezoeken twee groepen elkaars land: docenten Frans bezoeken Brussel en docenten Nederlands bezoeken Den Haag.
Wij hadden een programma dat een mooie mengvorm is tussen het bekijken van de culturele kanten van de stad Brussel en het kennismaken met het behoorlijk ingewikkelde systeem dat België heet. Er waren rondleidingen door de stad langs diverse plekken waar strips de creatieve rijkdom van het land tonen en inkijkjes in scholen van diverse pluimage.
Een van die inkijkjes, dat van dinsdag, bracht me tot de titel van dit stukje. Ik werk op een binnenstadsschool in Rotterdam, met een ISK. Ik heb een aardig beeld van wat mijn school voor problemen heeft en ben enorm trots op mijn collega’s als ik zie hoe ze kinderen met soms behoorlijke achterstand op gebied van Nederlands, academische vaardigheden en vaak ook algemene kennis, kunnen brengen tot het MAVO-diploma, tot de bovenbouw HAVO en VWO. De school is het afgelopen decennium van school met het predicaat zwak tot een school met het predicaat goed gegroeid. De ISK staat goed bekend, en ook de uitstroom van deze afdeling doet het goed in de vervolgopleidingen, van MBO, tot zelfs universiteit. Zo’n ISK bezochten we die dinsdag en ik had daar dus enige verwachtingen van.
In de wijk Anderlecht staat de DASPA met de veelbelovende naam Institut de la Providence. Het is een school waarin kinderen worden opgevangen die als vluchteling hierheen zijn gekomen, uit alle delen van de wereld, net als in “mijn” ISK. Alleen zijn dit kinderen van allerlei niveaus en van allerlei gradaties van geschooldheid. Op dit moment komen veel Syrische kinderen naar Europa, die in hun eigen land óók geen onderwijs hebben gehad, omdat zij behoren tot een groep nomaden, waar scolarisatie geen issue is, of omdat zij onderweg lang hebben moeten reizen, tussenstops moeten verdragen en daardoor jarenlang geen onderwijs kregen. Deze kinderen zitten met elkaar in de klas, zo goed en kwaad als het gaat verdeeld in groepen van niveau.
Eerlijk, mijn hart huilt als ik de toewijding zie van de docenten die in deze groepen proberen niet alleen ze het alfabet te leren, maar ook bij voorbeeld op een stoel te zitten, stil te zijn als er geluisterd moet worden, er überhaupt te zijn. Zoveel energie steken in kinderen en zo weinig resultaat kunnen zien, stomweg omdat er nu eenmaal een tijd is om dit soort dingen te leren, en dat is niet na een reis van vele jaren in vaak bittere omstandigheden. Wat is uiteindelijk de toekomst van deze kinderen?
Ik spreek mijn diepe bewondering uit voor de collega’s in dit soort scholen, die me hebben laten inzien hoe bevoorrecht ik ben te mogen werken met de kinderen in mijn school. Ik wens de politiek wijsheid toe om ervoor te zorgen dat ook deze kinderen middels het onderwijs in deze instituten kansen krijgen.
Maar als ik naar het gebouw kijk waarin deze collega’s moeten werken en het pedagogisch materiaal zie, houd ik mijn hart vast.
Ik zeg het maar eerlijk: in mijn onderwijs heb ik 95% of zo gestolen. Dat begon al bij de opleiding, met studiegenoten als Marjolein Kien ( wier dochter nu op Wolfert Tweetalig werkt) of Vincent Meijers, die zijn neef, met diens vaders’ gezegende tekentalent dia’s liet maken voor onze presentatie van een lessenserie rondom Mariken van Nimwegen. (tweede graads opleiding, hè, vrienden van de opleidingen die heel wijs besloten hebben dat al die literatuur voor docenten tweedegraads echt niet nodig is. Kom op, echt hè? …)
Maar ik ben eigenlijk pas echt gaan pikken toen ik twitter ontdekte en ondervond hoe vrijwel iedereen daar deed wat mijn voorgangers in onderwijs totaal vermeden: delen. Mijn collega Frans wilde vooral zijn boeken aan de man brengen. Erg goede boeken trouwens. Ik heb er met plezier uit lesgegeven. Vooral de didactische bewerking van La Révolution Française bleek in mijn klassen 3H een succes. We praten over de vorige eeuw, hoor. Dat dan weer wel.
Met dat twitter kwamen er mensen op mijn pad die écht gedurfde dingen deden. Als flipping the Classroom, of de nakijkcommissie. En ik nam allerlei initiatieven met graagte over. Nu heb ik dat mijn hele carrière eigenlijk gedaan, tot soms tegennatuurlijke dingen, zoals het studiehuis enzo. Het was bedacht door grote hoofden dus er zou best iets inzitten.
Toch was daar al ergens dat gevoel van: er klopt iets niet: wij werkten met onze Tweetalige afdeling met een groepje wat ik grappig bedoeld als hoogbejaarden aanduidde. 2 of drie per klas kinderen die echt hun hoofd duidelijk boven het maaiveld uitstaken. Daar hadden we professionele ondersteuning bij: Professor Span kwam persoonlijk ons trainen met het COmpacten en verrijken. Dat werkte. Echt. Met heel veel inspanning voor die paar kinderen, die dan overigens wel dingen neerzetten waar we het als “oude rotten” nog wel eens over hebben.
Toen kwam die tweede fase met wat wij deden voor twee kids per klas gewoon voor iedereen. Mavo, Havo, Vwo , maakte niet uit. Wel dus. Bleek dat een grote hoeveelheid scholen enorme leerpleinen gingen inrichten met als coaches totaal gefrustreerde docenten: die mochten namelijk niet meer lesgeven.
Echt, wat een ellende
Maar goed terug naar mijn diefstal. Onlangs nog kwam iemand van wie ik graag ideeën pik met Retrieval Challenges. Hij heet Frans Droog. Als u hem niet volgt is dat op zijn zachtst gezegd jammer. Ik heb dat vorige week uitgeprobeerd in mijn 3Vwo – mentorklas. En was geschokt. Nou, niet echt, want ik weet eigenlijk wel dat kinderen wel zien staan in Magister dat ze dingen moeten leren, maar ja, het leven enzo.
Maar toch, door dit eenvoudige schema kwam niet alleen ik, maar kwamen ook zij er achter dat die opmerking die ik in Magister schrijf: répète ( en daarachter de dingen die ze nu zouden moeten weten, corresponderend met onze PIT (programma van inhoud en toetsing) van dit hoofdstuk) een loze letter is.
Hé, ook dat wist ik wel hè? Pubers en zo. Maar goed, zelfs mijn BESTE leerlingen hadden van de mogelijke 32 punten er slechts een fractie.
Ik hou van stelen in het onderwijs. Dank je wel @FransDroog, dat je deelt en dat je mij en veel anderen – dat hoop ik althans – deelgenoot maakt van je experimenten.
Jullie begrijpen dat dit experiment vraagt om uitbreiding naar de andere klassen…
Ik zit nu op mijn balkon, na het eten en ineens weet ik het.
Vandaag, 7 april 2018 was ik gelukkig.
Hoe zit dat?
Vandaag was een aparte dag. Ik reed met collega Reyhan uit Rotterdam naar Houten, waar we op de school daar welkom waren bij het afscheidcongres van TheCrowd.nl
Dat was sowieso dubbel. In 2011 was er op Unic de start van dit fenomeen: wij gaan onszelf scholen. We laten elkaar zien wat we kunnen, waar we blij van worden in ons onderwijs, waar we vragen bij hebben. Dat werkte. En maakte school. Nu, zeven jaar verder was het stokje intussen overgenomen door de vele MeetUps in het land – zelfde concept: laagdrempelig, gebruik makend van bestaande kennis en vaardigheden van docenten met de voeten in de klei, soms met kruisbestuiving van HogeSchool en universitaire collega’s. Het werd tijd om de tent op te doeken.
Maar daar was dus weer het gevoel. Dat wat ik een beetje kwijt was. Geluk.
Er is voldoende gebeurd in mijn leven de afgelopen zeven jaar. Daar zal ik je niet mee vermoeien.
Vandaag was het er weer. Een brede grijns van Michel bij het binnenkomen. De verbaasde blik als ik hem een T-shirt in handen duw dat ik ongeveer zes jaar al in de kast heb liggen. Even later zijn blije “kijk eens wat ik van Dico krijg” aan Patricia.
Het “ik zag je al” op Twitter van Karin, gevolgd door drie dikke zoenen en een glimlach – in haast op weg naar de eerste workshop
Naomi, long time no see, die me stralend voorstelt aan Marion, met warme woorden over wie ik ten diepste ben.
De warme stevige hand van Karel, later zijn grapjes via twitter.
De eerst virtuele en dan echte omarming van Bob.
De geintjes aan tafel, vermengd met natuurlijk ook serieuze onderwijsverhalen, naast Rhea, die omstandig informeert hoe het met me gaat en oprecht blij is te horen dat de weg terug naar normaal is ingezet.
De ferme hand van meneer Vaanhold met een warm Hoi Dico.
Het snelle schakelen om elkaar te helpen als een laptop niet linkt met de hdmi van een smartboard – het lijkt wel een gewone les. Een geweldige presentatie over de zin en onzin van leergemeenschappen met alleen maar papier – want dat kan natuurlijk ook nog – en de blije, zekere, in degelijk onderzoek gebaseerde manier van presenteren van Naomi hierover.
De totale verbazing over dat ik kan tekenen als ik maar een handje toegestoken krijg…
Tijdens die lunch vraag Jürgen zich hardop af: als deze mensen nu samen eens een school zouden starten, wat zou er dan gebeuren?
Kortom, ik ben ( weer ) thuis. Thuis bij mensen voor wie onderwijs meer is dan werk. Die er hun plezier, hun energie uithalen en ook tanken op het plezier en de energie van de anderen.
En dan stopt TheCrowd.nl.
Jemig.
Gelukkig speelde Pedro met zijn zangeres, aan het begin van onze Nederlandse lente: I’m longing for the Winter.
Nou, ik niet. Deze energieboost was heerlijk. Zal het me lukken een dominosteentje om te gooien op school?
Ik ga mijn best doen. Met op afstand al mijn #Onderwijsvrienden!
Over scholing, met of zonder register.
Afgelopen vrijdag vond in het beroemde ‘t Spant in Bussum – een deel van de zaal wist het echt: Stuif-es-in ( ik dacht: oh ja, die stuiver, of zo) en meer belangrijke in onze cultuur ingebedde tv-programma’s) – het al weer x-de toetscongres plaats.
Voor net in het onderwijs startende collega’s: een congres is een bijeenkomst van 1 of meer dagen, met lunch, borrel achteraf en zo, maar vooral heel veel zaaltjes met daarin soms workshops, maar waarin de zich aangemelde mensen vooral een presentatie geven, waarbij vooral zíj werken. Soms is zo’n congres meerdaags, en dan is er dus ook een diner. Een symposium heeft meer een interactieve opzet. Advies: als je niet heeeeel zeker bent over het programma, doe een congres. Een scholingsdag georganiseerd door een derde partij is nog enger. Daarbij lijkt het op een congres, maar na de middag willen de presentatoren vooral van óns weten, de deelnemers, hoe etc. Eigenlijk zouden die organisatoren eigenlijk dus voor onze ervaring moeten betalen, maar, de ervaring (!) leert, dat dit meestal niet zo werkt.
Evaluatie: Koffie enzo, eerste Keynote, lunch, geinige wrap-up (echt!) door landelijk bekende sporthelden, drankjes na afloop. Hulde.
Programma: voor elk wat wils, dus ik kan moeilijk over alle workshops, presentaties of wat dan ook een mening geven, dat blijft via de evaluatie bij de organisatoren.
En je krijgt er ook nog een echt certificaat voor. Van RegisterLeraar, u weet wel. Nou.
Maar echt:
of ik ben oud en verzuurd – mijn omgeving inclusief puberleerlingen vindt van niet – of gewoon ervaren en weet ik daardoor best het een en ander van de gepresenteerde zaken,
maar ik ga met een gevoel weg dat niet overloopt van halleluja.
Het congres zou moeten gaan over formatief toetsen.
Mijn eerste workshop ging over invoeringsstrategieën. Mijn tweede ( halverwege de eerste weggegaan: dit was echt niet voor mij want ging over invoeringsstrategieën – niet goed de beschrijving gelezen?) zou moeten gaan over hoe je de cultuur op school aanpakt, maar betrof vooral de inhoud van de HBO-Masterstudie van de presentator. Die tot zijn schrik halverwege toch opgeroepen werd door diverse docenten in de zaal, toch eens tot zijn punt ( eh, de titel) te komen.
Ik besloot manmoedig de twitterdiscussie met Pedro de Bruyckere te volgen en niet naar mijn keuze in het middagprogramma te gaan, maar naar de Vlaamse professor Roger Standaert, die op fijnzinnige wijze onze Nederlandse toetscultuur wist te fileren.
Maakte mijn dag goed. Echt!
Zijn oplossing voor ons vreselijke systeem is eigenlijk vrij eenvoudig:
En dat zulks in Vlaanderen eigenlijk al zo gaat.
Dit congres was daarmee gered. Voor mij.
Ik ga meer overtuigd door met wat ik al doe: leerlingen voorhouden wat ze zouden moeten kunnen, de leerlingen die dat kunnen hun ding laten doen – en als dat Frans / Nederlands is hen daarin ondersteunen, hun een worst voorhouden om hen boven zichzelf te laten uitstijgen -die stralende oogjes: meneer: ik begrijp het écht hè! – en als ze het nog niet kunnen, te laten oefenen: je kunt het nog ( NOG!) niet; kijk naar dit, naar dat, wat was ook al weer de ezelsbrug. Net zolang totdat het kwartje valt. Oh, is het echt zó makkelijk.
Tja.
Een Nederlands congres gered door twee Vlamingen – maar wel van standaard. Pedro is Doctor en bekend publicist – volg die man op Twitter! – , Professor Standaert is, eh professor. Die heren kan je om een boodschap sturen. Waarom had ik bij de overige ( toegegeven: door bij bezochte) workshops dan het idee dat hun verhaal niet overeenkwam met de titel van hun workshop?
Was ik nu de enige? Hm, nee: ik hoorde in de pauze vergelijkbare teleurstelling bij collega’s die bij andere workshops waren geweest. En ook na afloop sprak ik een collega – toevallig (?) ook twee dagen eerder bij een Kennisnet bijeenkomst gesproken – die ook met een wat katterig gevoel vertrok.
Hoe kunnen we nu er toch voor zorgen dat dit soort – vreselijk dure!! – dagen verzorgen dat je als docent gesterkt vertrekt: dit is de weg die ik – die we, WE – willen gaan.
Formatief: Jongens van ICE: leuke poging, maar in elk geval voor deze docent te licht. Ik durf haast dat scholingsformulier niet in mijn dossier te stoppen: te weinig geleerd.
Hoe te verbeteren? Eigenwijs als ik ben:
En eigenlijk: hoe leuk Erben Wennemars ook is met zijn compaan: ik had daar liever een politicus gezien die in overleg ging met de zaal: wat willen wij vanuit de politiek en hoe spoort dat met wat jullie willen; lukt dat met de centjes en hoe zouden we dat van beide kanten kunnen aanpakken? Dus Erben als dagvoorzitter en dan de meneer van D66 als afsluiter.
Of zo. Ben ook maar een ervaren, oude, ( van afgelopen vrijdag) gefrustreerde
docent
Van de Vereniging van Leraren Levende Talen kreeg ik het verzoek dit schrijven met zoveel mogelijk collega’s te delen.
Waarvan acte:
[“Beste collega’s,
Hierbij een bericht over een spannende kans voor mvt-docenten om mee te doen aan een project van het Meesterschapsteam MVT, met als direct doel het versterken van de eigen lespraktijk en het opbouwen van kennis. Graag doorsturen aan alle docenten en bijna-afgestudeerde lio’s voor mvt in jullie netwerk.
Het Meesterschapsteam MVT gaat in september van start met een professionaliseringstraject voor mvt-docenten. Het doel van het project is om docenten te helpen om actief aan de slag te gaan met het verbeteren van en reflecteren op hun eigen praktijk door het uitvoeren van actieonderzoek.
Het thema van het project is ‘Inhoud in de mvt-les’. Denk hierbij aan benaderingen zoals CLIL en CBLT, maar ook aan verschillende soorten inhoud, zoals cultuurkunde, literatuur, taalbewustzijn.
Docenten die deelnemen aan het project worden begeleid in het opzetten en uitvoeren van een onderzoek naar een aspect van hun eigen lespraktijk, verbonden met het thema. Het onderzoek voeren ze op school uit en daarnaast komen ze tijdens het traject ongeveer tien keer met een groep collega’s samen om ideeën uit te wisselen en te reflecteren op hun projecten. Een subsidie vanuit het Meesterschapsteam MVT maakt deelname aan het project tegen een flink gereduceerd tarief mogelijk.
Op 2 juni wordt er een studiemiddag in Utrecht georganiseerd over het thema en het professionaliseringstraject. Daar kunnen docenten een workshop volgen over het thema en daarna brainstormen over mogelijke onderzoeksthema’s. Ze krijgen op die middag ook meer te horen over het project, waar ze zich apart voor kunnen inschrijven. Meer informatie over de studiemiddag is te vinden op https://vakdidactiekgw.nl/action-research-in-het-mvt-onderwijs-wie-doet-er-mee/. Inschrijven kan vanaf 21 april via dezelfde site.
Het professionaliseringstraject gaat in september van start. Meer informatie en inschrijving komen binnenkort ook op de site van het Meesterschapsteam MVT te staan. Die link sturen wij op korte termijn door.
Mochten er vragen zijn, neem dan gerust contact op met mij via t.l.mearns@iclon.leidenuniv.nl.
Met vriendelijke groeten,
Tessa Mearns
Dr T.L (Tessa) Mearns | Assistant Professor | Leiden University
Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (ICLON)
Postbus 905 2300 AX Leiden | Willem Einthovengebouw Wassenaarseweg 62A 2333 AL Leiden | kamer B4.29
T: 071 527 6106 | E: t.l.mearns@iclon.leidenuniv.nl | I: http://www.universiteitleiden.nl/iclon
World Teachers Programme | www.worldteachers.nl
Meesterschapsteam Vakdidaktiek Moderne Vreemde Talen | https://vakdidactiekgw.nl/paginavak/moderne-vreemde-talen/
Working days: Mon., Tues., Thurs., Fri.
“]
Door een video van Richard Byrne zag ik hoe Google de mogelijkheden van zijn formulier – app weer heeft uitgebreid. Sinds kort is de mogelijkheid toegevoegd om cijfers te geven. Weliswaar is deze toevoeging alleen mogelijk bij gesloten vragen, maar het is weer een stapje. Dit becijferen kon natuurlijk al met de add-on Flubaroo, maar dat Google deze mogelijkheid nu ingebouwd heeft is wel handig. De leerling die een (formatieve) toets maakt in een formulier ziet direct hoe zijn kennis er voor staat. De leraar krijgt een duidelijk overzicht over hoe de leerlingen presteren, wie er verder kan en wie nog oefening nodig heeft.
Als docent maak je een formulier aan. Je krijgt nu nog de hint er een quiz van te maken:
Vervolgens krijg je het instellingenformulier te zien, waarvan het derde tabblad de quiz instellingen te zien geeft.Als je alleen gesloten vragen gebruikt kan je ervoor kiezen de leerling direct zijn “cijfer” te laten zenden. gebruik je ook open vragen die je handmatig moet corrigeren, kies dan de andere optie.
Zodra je een gesloten vraag kiest is er de mogelijkheid om het goede antwoord aan te geven en het aantal te verdienen punten voor die vraag in te stellen.
Als de leerling dan de toets gemaakt heeft krijgt hij direct antwoord – als je dat hebt ingesteld.
De toevoeging is handig om bij voorbeeld snel erachter te komen wat je leerlingen weten van een nieuw onderwerp. Wil je later preciezer laten nagaan wat ze geleerd hebben of waartoe ze in staat zijn, dan is Flubaroo echt beter geschikt – met ook veel uitgebreidere analyse. Zie hierover ook dit artikel, ook van de hand van Richard Byrne.
Het zingt rond in de media, het journaal, de kranten. De politiek heeft een motie aangenomen over de uren die een voltijds leerkracht voor de klas zou moeten staan.
20 uur.
Dat zou de verhouding met de docenten in de landen om ons heen enigszins gelijk trekken. Maar vooral, het zou de werkdruk in het VO omlaag brengen.
Hulde voor de politici. Ze krijgen het weer voor elkaar iets heel algemeens te beslissen over een erg ingewikkelde beroepsgroep.
Ik zal een eenvoudige beschrijving geven van mijn werkweek. Ik ben docent Frans aan twee scholen van dezelfde scholengroep in Rotterdam en omstreken. Scholen groep heeft zes locaties, van Vmbo-kader en gemengd via Dalton tot tweetalig en internationaal. Mijn scholen zijn een Daltonschool in een witte buitenwijk van de stad en een VMBO/havo/vwo/Internationale Schakelklas in het hartje van Rotterdam.
Ik werk 88% met daarbij BAPO, dat je tegenwoordig vrijwel zelf betaalt. Afgelopen jaar mei ben ik ernstig ziek geweest, dacht weer helemaal beter te zijn maar heb vanaf de herfstvakantie via de bedrijfsarts een halve dag extra ziekteverlof mogen opnemen. Met een aantal extra taken op het gebied van onderwijs ontwikkeling en begeleiding heb ik nu op de een afdeling zes uur, op de andere zeven. Daarnaast ben ik een spekkoper omdat twee van mijn tweede klassen in centrum Rotterdam klein zijn. Daarentegen zijn mijn derde klas en mijn tweede klas in de buitenwijk groot, dertig leerlingen.
Eigenlijk zit de druk slechts voor een gedeelte in het lesgeven. Natuurlijk is een binnenstadsklas druk, ook daar zitten prinsjes en prinsesjes die nee niet een echt woord vinden. Natuurlijk is een klas in een witte wijk druk, zeker als het gaat om kinderen die voor een deel die nieuwe didactiek luidkeels menen te moeten afwijzen, omdat een boek toch echt beter is voor hen en dat ook een deel van hen prinsjes en prinsesjes zijn. Toch is dat het niet!
De druk zit met name in het feedback geven van geschreven werk en in het voorbereiden van andere dan de standaard werkvormen.
In mijn onderwijs laat ik leerlingen regelmatig een verhaaltje schrijven. Meestal heel kort, tussen de vijf en 10 zinnen. Dat doe ik tegenwoordig steeds vaker via Classroom, van Google. Daarvoor gebruikt ik andere applicaties, zoals peerScholar. Omdat deze echter allerlei beginners problemen toonden, ben ik daarmee gestopt.
Ik laat ze normaal gesproken elkaars werk bekijken en voorzien van commentaar, laat hen ook elkaars fouten in de grammatica of spelling van het Frans corrigeren en vervolgens hun eigen werk herschrijven. Normaal gesproken is het werk dan stukken minder moeilijk te voorzien van feedback, vooral omdat van te voren ik mijn leerlingen van een beoordelingsrubric om zo elkaars werk te kunnen laten verbeteren. Tot zover de theorie.
De praktijk is echter dat veel leerlingen helemaal niet toekomen aan het voorzien van feedback aan hun klasgenoot, laat staan aan het herschrijven van hun eigen werk. Ze hebben namelijk nog meer huiswerk, vinden – ook als ze op een daltonschool zitten – plannen behoorlijk ingewikkeld en komen dus stomweg meestal niet verder dan het inleveren van hun eigen werk.
Dan ga ik nakijken. Ik loop het werk per leerling na op de eisen die ik gesteld heb en die verwoord staan in de Rubric, ik voorzie vervolgens het werk van correcties waarbij ik in opmerkingen inga op grammaticale Of spellingsproblemen. Dat kan ik doen omdat ik een voorraad heb aangelegd van uitlegzinnetjes op dit gebied die ik kan aanroepen op mijn Mac met het programma Textexpander en op mijn PC met het programma Fingertips. Dat bespaart tijd. Toch blijft het nakijken van 300 zinnetjes een berg werk.
Die berg werk kán ik doen omdat ik ziekteverlof heb. Eigenlijk raar, toch? Nu maar hopen dat ze de feedback gelezen hebben. En uit ervaring weet ik intussen dat in die klas van 30 dat er maar een stuk of vijf à tien zijn. De kinderen blijven hangen in hun beperkende overtuiging dat voor het leren van een andere taal ‘de stof even doornemen’ gaat werken.
Toch blijf ik die feedback geven. Voor die tien die het wél doen.
Zojuist terug van een presentatie door de collega’s van Wolfert Lyceum die in beeld en verhaal verslag deden van hun reis in de mei-vakantie naar Ghana. Behoorlijk onder de indruk ben ik, maar vooral weer zo getroffen door de enorme verschillen. Normaal gesproken al de verschillen tussen mijn twee scholen – eentje in de binnenstad en eentje in de buitenwijk van Rotterdam. Maar nu vooral…
Het uur daarvoor lesgegeven aan mijn VWO-2, erg veel erg aardige kinderen, maar een enkeling zo gewend zijn of haar zin te krijgen dat het pijn doet aan je ogen, je oren, je ziel.
De foto’s en filmpjes van voor het bezoek, ondanks de vakantie, toch opgetrommelde kinderen. Helemaal doldraaiend vanwege de uitgedeelde ballonnen, of later nog, de lege waterflesjes. Wat herken ik dat beeld van vier jaar terug, in Burundi. Ik heb nog zo’n flesje staan: Kinzu, kinzu, riepen de kinderen al van verre als we aan kwamen rijden. Zo’n leeg flesje is een statussymbool voor de kinderen die er eentje weten te bemachtigen.
De totaal ontspannen groep die het uur ervoor binnenkwam, die ik even de tijd gunde nog even te herhalen wat ze moesten kunnen: de gebaren die leiden tot de woorden in AIM, waarvoor ze straks een SO hebben met twee zinnen. “Hebben we een SO?”, roept een van de prinsesjes. Diverse anderen grijpen huin telefoon. Nog even kijken toch maar naar de rap “Le temps qu’il fait” en samen de gebaren oefenen.
Nog gruwelijker, de beelden van de e-waste village:
Onze westerse computers, koelkasten en noem maar op gestort op een enorme afvalberg, waarop mensen wonen, met kinderen, met vee. Ze slopen daar dat spul. Verbranden de koperdraden om ze te scheiden van de plastic isolatie. Gruwelijke dempen worden verspreid. Gemiddelde (!) leeftijd 45 jaar, vertellen de collega’s.
“Dát hebben we niet gehad”, roept een van de prinsesjes, over een “action”, een gebaar dat al sinds november op de rol staat en waarvoor steeds gevraagd is toch de tekst waar de betekenis uit afgeleid wordt nog eens te lezen en op internet, op onze Google site het bijbehorende gebaar, de “action” terug te zoeken als nodig.
Wat motiveert ónze kinderen in vredesnaam nog om ergens voor te leren, ergens voor te gaan. Ik kan soms zó ontmoedigd raken in mijn onderwijs.
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 3.0 Netherlands License.