Het zingt rond in de media, het journaal, de kranten. De politiek heeft een motie aangenomen over de uren die een voltijds leerkracht voor de klas zou moeten staan.
20 uur.
Dat zou de verhouding met de docenten in de landen om ons heen enigszins gelijk trekken. Maar vooral, het zou de werkdruk in het VO omlaag brengen.
Hulde voor de politici. Ze krijgen het weer voor elkaar iets heel algemeens te beslissen over een erg ingewikkelde beroepsgroep.
Ik zal een eenvoudige beschrijving geven van mijn werkweek. Ik ben docent Frans aan twee scholen van dezelfde scholengroep in Rotterdam en omstreken. Scholen groep heeft zes locaties, van Vmbo-kader en gemengd via Dalton tot tweetalig en internationaal. Mijn scholen zijn een Daltonschool in een witte buitenwijk van de stad en een VMBO/havo/vwo/Internationale Schakelklas in het hartje van Rotterdam.
Ik werk 88% met daarbij BAPO, dat je tegenwoordig vrijwel zelf betaalt. Afgelopen jaar mei ben ik ernstig ziek geweest, dacht weer helemaal beter te zijn maar heb vanaf de herfstvakantie via de bedrijfsarts een halve dag extra ziekteverlof mogen opnemen. Met een aantal extra taken op het gebied van onderwijs ontwikkeling en begeleiding heb ik nu op de een afdeling zes uur, op de andere zeven. Daarnaast ben ik een spekkoper omdat twee van mijn tweede klassen in centrum Rotterdam klein zijn. Daarentegen zijn mijn derde klas en mijn tweede klas in de buitenwijk groot, dertig leerlingen.
Eigenlijk zit de druk slechts voor een gedeelte in het lesgeven. Natuurlijk is een binnenstadsklas druk, ook daar zitten prinsjes en prinsesjes die nee niet een echt woord vinden. Natuurlijk is een klas in een witte wijk druk, zeker als het gaat om kinderen die voor een deel die nieuwe didactiek luidkeels menen te moeten afwijzen, omdat een boek toch echt beter is voor hen en dat ook een deel van hen prinsjes en prinsesjes zijn. Toch is dat het niet!
De druk zit met name in het feedback geven van geschreven werk en in het voorbereiden van andere dan de standaard werkvormen.
In mijn onderwijs laat ik leerlingen regelmatig een verhaaltje schrijven. Meestal heel kort, tussen de vijf en 10 zinnen. Dat doe ik tegenwoordig steeds vaker via Classroom, van Google. Daarvoor gebruikt ik andere applicaties, zoals peerScholar. Omdat deze echter allerlei beginners problemen toonden, ben ik daarmee gestopt.
Ik laat ze normaal gesproken elkaars werk bekijken en voorzien van commentaar, laat hen ook elkaars fouten in de grammatica of spelling van het Frans corrigeren en vervolgens hun eigen werk herschrijven. Normaal gesproken is het werk dan stukken minder moeilijk te voorzien van feedback, vooral omdat van te voren ik mijn leerlingen van een beoordelingsrubric om zo elkaars werk te kunnen laten verbeteren. Tot zover de theorie.
De praktijk is echter dat veel leerlingen helemaal niet toekomen aan het voorzien van feedback aan hun klasgenoot, laat staan aan het herschrijven van hun eigen werk. Ze hebben namelijk nog meer huiswerk, vinden – ook als ze op een daltonschool zitten – plannen behoorlijk ingewikkeld en komen dus stomweg meestal niet verder dan het inleveren van hun eigen werk.
Dan ga ik nakijken. Ik loop het werk per leerling na op de eisen die ik gesteld heb en die verwoord staan in de Rubric, ik voorzie vervolgens het werk van correcties waarbij ik in opmerkingen inga op grammaticale Of spellingsproblemen. Dat kan ik doen omdat ik een voorraad heb aangelegd van uitlegzinnetjes op dit gebied die ik kan aanroepen op mijn Mac met het programma Textexpander en op mijn PC met het programma Fingertips. Dat bespaart tijd. Toch blijft het nakijken van 300 zinnetjes een berg werk.
Die berg werk kán ik doen omdat ik ziekteverlof heb. Eigenlijk raar, toch? Nu maar hopen dat ze de feedback gelezen hebben. En uit ervaring weet ik intussen dat in die klas van 30 dat er maar een stuk of vijf à tien zijn. De kinderen blijven hangen in hun beperkende overtuiging dat voor het leren van een andere taal ‘de stof even doornemen’ gaat werken.
Toch blijf ik die feedback geven. Voor die tien die het wél doen.