Zojuist terug van een presentatie door de collega’s van Wolfert Lyceum die in beeld en verhaal verslag deden van hun reis in de mei-vakantie naar Ghana. Behoorlijk onder de indruk ben ik, maar vooral weer zo getroffen door de enorme verschillen. Normaal gesproken al de verschillen tussen mijn twee scholen – eentje in de binnenstad en eentje in de buitenwijk van Rotterdam. Maar nu vooral…
Het uur daarvoor lesgegeven aan mijn VWO-2, erg veel erg aardige kinderen, maar een enkeling zo gewend zijn of haar zin te krijgen dat het pijn doet aan je ogen, je oren, je ziel.
De foto’s en filmpjes van voor het bezoek, ondanks de vakantie, toch opgetrommelde kinderen. Helemaal doldraaiend vanwege de uitgedeelde ballonnen, of later nog, de lege waterflesjes. Wat herken ik dat beeld van vier jaar terug, in Burundi. Ik heb nog zo’n flesje staan: Kinzu, kinzu, riepen de kinderen al van verre als we aan kwamen rijden. Zo’n leeg flesje is een statussymbool voor de kinderen die er eentje weten te bemachtigen.
De totaal ontspannen groep die het uur ervoor binnenkwam, die ik even de tijd gunde nog even te herhalen wat ze moesten kunnen: de gebaren die leiden tot de woorden in AIM, waarvoor ze straks een SO hebben met twee zinnen. “Hebben we een SO?”, roept een van de prinsesjes. Diverse anderen grijpen huin telefoon. Nog even kijken toch maar naar de rap “Le temps qu’il fait” en samen de gebaren oefenen.
Nog gruwelijker, de beelden van de e-waste village:
Onze westerse computers, koelkasten en noem maar op gestort op een enorme afvalberg, waarop mensen wonen, met kinderen, met vee. Ze slopen daar dat spul. Verbranden de koperdraden om ze te scheiden van de plastic isolatie. Gruwelijke dempen worden verspreid. Gemiddelde (!) leeftijd 45 jaar, vertellen de collega’s.
“Dát hebben we niet gehad”, roept een van de prinsesjes, over een “action”, een gebaar dat al sinds november op de rol staat en waarvoor steeds gevraagd is toch de tekst waar de betekenis uit afgeleid wordt nog eens te lezen en op internet, op onze Google site het bijbehorende gebaar, de “action” terug te zoeken als nodig.
Wat motiveert ónze kinderen in vredesnaam nog om ergens voor te leren, ergens voor te gaan. Ik kan soms zó ontmoedigd raken in mijn onderwijs.