Over scholing, met of zonder register.
Afgelopen vrijdag vond in het beroemde ’t Spant in Bussum – een deel van de zaal wist het echt: Stuif-es-in ( ik dacht: oh ja, die stuiver, of zo) en meer belangrijke in onze cultuur ingebedde tv-programma’s) – het al weer x-de toetscongres plaats.
Voor net in het onderwijs startende collega’s: een congres is een bijeenkomst van 1 of meer dagen, met lunch, borrel achteraf en zo, maar vooral heel veel zaaltjes met daarin soms workshops, maar waarin de zich aangemelde mensen vooral een presentatie geven, waarbij vooral zíj werken. Soms is zo’n congres meerdaags, en dan is er dus ook een diner. Een symposium heeft meer een interactieve opzet. Advies: als je niet heeeeel zeker bent over het programma, doe een congres. Een scholingsdag georganiseerd door een derde partij is nog enger. Daarbij lijkt het op een congres, maar na de middag willen de presentatoren vooral van óns weten, de deelnemers, hoe etc. Eigenlijk zouden die organisatoren eigenlijk dus voor onze ervaring moeten betalen, maar, de ervaring (!) leert, dat dit meestal niet zo werkt.
Evaluatie: Koffie enzo, eerste Keynote, lunch, geinige wrap-up (echt!) door landelijk bekende sporthelden, drankjes na afloop. Hulde.
Programma: voor elk wat wils, dus ik kan moeilijk over alle workshops, presentaties of wat dan ook een mening geven, dat blijft via de evaluatie bij de organisatoren.
En je krijgt er ook nog een echt certificaat voor. Van RegisterLeraar, u weet wel. Nou.
Maar echt:
of ik ben oud en verzuurd – mijn omgeving inclusief puberleerlingen vindt van niet – of gewoon ervaren en weet ik daardoor best het een en ander van de gepresenteerde zaken,
maar ik ga met een gevoel weg dat niet overloopt van halleluja.
Het congres zou moeten gaan over formatief toetsen.
Mijn eerste workshop ging over invoeringsstrategieën. Mijn tweede ( halverwege de eerste weggegaan: dit was echt niet voor mij want ging over invoeringsstrategieën – niet goed de beschrijving gelezen?) zou moeten gaan over hoe je de cultuur op school aanpakt, maar betrof vooral de inhoud van de HBO-Masterstudie van de presentator. Die tot zijn schrik halverwege toch opgeroepen werd door diverse docenten in de zaal, toch eens tot zijn punt ( eh, de titel) te komen.
Ik besloot manmoedig de twitterdiscussie met Pedro de Bruyckere te volgen en niet naar mijn keuze in het middagprogramma te gaan, maar naar de Vlaamse professor Roger Standaert, die op fijnzinnige wijze onze Nederlandse toetscultuur wist te fileren.
Maakte mijn dag goed. Echt!
Zijn oplossing voor ons vreselijke systeem is eigenlijk vrij eenvoudig:
- Stel per niveau ( lees beoogd beroep) en per onderdeel ( lees vaardigheid) minimumeisen op.
- Stel per onderdeeltje een rubric.
- Maak al toetsend ( en nu komen de SLO’s, CITO’s en dergelijk aan de beurt, niemand ontslaan dus!) uit of een leerling A ( echt niets aan gedaan) B ( best voldoende eigenlijk) C ( goh, jij kunt echt wat) of D ( jemig, waarom zit jij nog niet op de universiteit of zo?) is. En
- Zorg voor ondersteuning bij A, tot hij/zij bij B is
- Zorg voor versterking bij de B-ers
- Zorg voor extra zaken ( moeilijker, breder etc) voor de C / D
En dat zulks in Vlaanderen eigenlijk al zo gaat.
Dit congres was daarmee gered. Voor mij.
Ik ga meer overtuigd door met wat ik al doe: leerlingen voorhouden wat ze zouden moeten kunnen, de leerlingen die dat kunnen hun ding laten doen – en als dat Frans / Nederlands is hen daarin ondersteunen, hun een worst voorhouden om hen boven zichzelf te laten uitstijgen -die stralende oogjes: meneer: ik begrijp het écht hè! – en als ze het nog niet kunnen, te laten oefenen: je kunt het nog ( NOG!) niet; kijk naar dit, naar dat, wat was ook al weer de ezelsbrug. Net zolang totdat het kwartje valt. Oh, is het echt zó makkelijk.
Tja.
Een Nederlands congres gered door twee Vlamingen – maar wel van standaard. Pedro is Doctor en bekend publicist – volg die man op Twitter! – , Professor Standaert is, eh professor. Die heren kan je om een boodschap sturen. Waarom had ik bij de overige ( toegegeven: door bij bezochte) workshops dan het idee dat hun verhaal niet overeenkwam met de titel van hun workshop?
Was ik nu de enige? Hm, nee: ik hoorde in de pauze vergelijkbare teleurstelling bij collega’s die bij andere workshops waren geweest. En ook na afloop sprak ik een collega – toevallig (?) ook twee dagen eerder bij een Kennisnet bijeenkomst gesproken – die ook met een wat katterig gevoel vertrok.
Hoe kunnen we nu er toch voor zorgen dat dit soort – vreselijk dure!! – dagen verzorgen dat je als docent gesterkt vertrekt: dit is de weg die ik – die we, WE – willen gaan.
Formatief: Jongens van ICE: leuke poging, maar in elk geval voor deze docent te licht. Ik durf haast dat scholingsformulier niet in mijn dossier te stoppen: te weinig geleerd.
Hoe te verbeteren? Eigenwijs als ik ben:
- Noem het geen scholing / of iets vergelijkbaars, maar maak er een symposium van.
- Zorg voor uitwisseling, niet voor presentaties
- Als het iets voor beginners is: markeer het ook zo.
- Als het iets voor organisatoren – lees MT, Medezeggenschapsraad etc is, markeer het zo!
- Als het vraagt om discussie: noem het discussie. We zijn allemaal aan het zoeken.
En eigenlijk: hoe leuk Erben Wennemars ook is met zijn compaan: ik had daar liever een politicus gezien die in overleg ging met de zaal: wat willen wij vanuit de politiek en hoe spoort dat met wat jullie willen; lukt dat met de centjes en hoe zouden we dat van beide kanten kunnen aanpakken? Dus Erben als dagvoorzitter en dan de meneer van D66 als afsluiter.
Of zo. Ben ook maar een ervaren, oude, ( van afgelopen vrijdag) gefrustreerde
docent