Tijdens ons bezoek aan Canada heeft Bob Hofman een aantal ontmoetingen geregeld, waarover ik eerder schreef. Donderdagmiddag hadden we het voorrecht een flinke tijd van gedachten te kunnen wisselen met Michael Fullan. Hij is een van de belangrijkste onderwijsdenkers en – onderzoekers van de afgelopen twintig jaar, met een enorme hoeveelheid publicaties op zijn naam. Zijn streven is de verbetering van onderwijs, om voor alle kinderen een zo goed mogelijke toekomst te verzekeren. Hij – en veel van zijn medeonderzoekers in wereldwijde onderzoeksprojecten – zijn ervan overtuigd dat als er niets verandert in de didactiek, leerlingen zich in toenemende mate zullen vervelen en leraren in toenemende mate gefrustreerd. Dat bovendien de ontwikkeling van technologie en de toepassing daarvan in het leren van kinderen nieuwe mogelijkheden creëert die, tenzij ze in school en voor alle leerlingen worden ontwikkeld, buiten de schoolmuren zullen worden ontwikkeld en slechts voor enkelen. Dat op die manier een nieuwe tweedeling ontstaat.
In zijn korte lezing en in zijn met humor doorspekte antwoorden op onze vragen gaf hij het belang aan van onderwijskundig leiderschap, waarbij de voorbeeldrol van de lerende schoolleider onderstreept werd, naast de rol van de leraar die verandert doordat hij meer en meer een ontwerper moet worden van leersituaties, durven experimenteren, kortom zelf ook moet blijven leren. In scholen waar de leidinggevend zich als rolmodel voor leren opstelde bleek het leren van leerlingen twee maal zo effectief op de onderzochte punten. Hij stelde dat in Nederland we wat doorgeschoten zijn in de autonomie van leraren en ons aanried meer sMen te erken.
Fullan stelt de didactiek centraal : ‘Pedagogy is the driver, technology is the accelerator’, maar ook dat het zou moeten gaan over een systeemverandering. Niet alleen de leraar in zijn les, maar ook de leraren in onderling overleg, de leidinggevende samen met de leraren, het bestuur , het ministerie moeten meeveranderen. Om de mogelijkheden hiervan te onderzoeken doet hij nu een wereldwijd onderzoek, waarin clusters van 100 scholen kijken naar de veranderend relaties tussen leerlingen onderling, leerling-leraar, leraren onderling en tussen scholen.
Deze week hebben we nogal wat C ’s voorbij zien komen – een van een medereizigers mompelde dat hij er C-ziek van werd. Toch wil ik je ze niet onthouden:
Daar zou nog een laatste C bij moeten, die van Care. Een prachtig voorbeeld van hoe empathie is ontwikkeld: wekelijks kwam een moeder met haar jonge baby op school en speelden en verzorgden kinderen hem. Aan het eind van het traject vroeg een van de stoerste jongens, een gang-lid, of de begeleider dacht dat iemand die zelf een niet liefhebbende vader had gehad, ooit zelf een goede vader zou kunnen zijn.
Care, misschien wel de basis van mijn docentzijn…
Dit is mijn vierde bijdrage tijdens de Canadareis mogelijk gemaakt door ICT-EDU.
Ik lees graag jullie vragen en opmerkingen.